doopvont
![](../I/m/Fonts_Baptismaux_du_XIIIe_si%C3%A8cle_(Eglise_Notre-Dame_de_Vierzon).jpg)
Een doopvont (uit de 13de eeuw).
Nederlands
Woordafbreking
- doop·vont
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bekken met doopwater’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
- samenstelling van doop en vont [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doopvont | doopvonten |
verkleinwoord | doopvontje | doopvontjes |
Zelfstandig naamwoord
doopvont v/m en o
- een bekken voor de bediening van de doop en het bewaren van het doopwater in een kerkgebouw
- Het doopvont wordt gebruikt bij de bediening van het sacrament van de Heilige Doop.[3]
Vertalingen
1. een bekken voor de bediening van de doop en het bewaren van het doopwater in een kerkgebouw
Gangbaarheid
- Het woord doopvont staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doopvont' herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.