doof
Nederlands
Woordafbreking
- doof
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | doof | dover | doofst |
verbogen | dove | dovere | doofste |
partitief | doofs | dovers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
doof
- niet of minder goed tot horen in staat zijn
- De dove man kon nog een prima leven leiden.
Uitdrukkingen en gezegden
- zich doof houden
iets niet willen horen
- horende doof zijn
niet luisteren
- zich oostindisch doof houden
niet willen luisteren
- zo doof als een kwartel
heel erg doof
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord doof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doof' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.