doodziek
Nederlands
Woordafbreking
- dood·ziek
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zeer ziek’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
- samenstelling van dood bn en ziek bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | doodziek |
verbogen | doodzieke |
partitief | doodzieks |
Bijvoeglijk naamwoord
doodziek
- (intensief) heel erg ziek (zodat men er dood aan kan gaan)
- De doodzieke oude man had niet lang meer te leven.
- inds de introductie van Monsanto’s pesticideresistente gengewassen in 1996 in Argentinië, is het gebruik van bestrijdingsmiddelen met het negenvoudige toegenomen. Omwonenden van de plantages claimen daar doodziek van te worden, en begonnen een rechtszaak tegen de soja-industrie. [2]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord doodziek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doodziek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.