dominant
Nederlands
Woordafbreking
- do·mi·nant
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overheersend’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van domineren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dominant | dominanten |
verkleinwoord | dominantje | dominantjes |
Zelfstandig naamwoord
dominant v / m
- overheersend
Antoniemen
- [3] recessief
Hyponiemen
- bovendominant, onderdominant, predominant, subdominant
Afgeleide begrippen
- dominantakkoord, dominantie
Vertalingen
1. overheersende kleur
2. vijfde trede van toonladder
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | dominant | dominanter | dominantst |
verbogen | dominante | dominantere | dominantste |
partitief | dominants | dominanters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
dominant
- overheersend.
- (biologie) de werking van andere factoren onderdrukkend
Vertalingen
1. overheersend
2. overheersende kleur
Gangbaarheid
- Het woord dominant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dominant' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.