dokken
Nederlands
Woordafbreking
- dok·ken
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
dokken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dok
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dokken |
dokte |
gedokt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
dokken
- inergatief met tegenzin betalen
- Voor de schade zullen we moeten dokken.
- overgankelijk (scheepvaart) een schip voor inspectie, onderhoud of reparatie in dok brengen
- De maatschappij laat het schip in Rotterdam dokken voor inspectie van de schroef.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord dokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dokken' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.