dokken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dok·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Romani, in de betekenis van ‘betalen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1509 [1]
  • In de betekenis van ‘schepen in het dok brengen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1671 [1]

Zelfstandig naamwoord

dokken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dok
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dokken
dokte
gedokt
zwak -t volledig

Werkwoord

dokken

  1. inergatief met tegenzin betalen
    • Voor de schade zullen we moeten dokken. 
  1. overgankelijk (scheepvaart) een schip voor inspectie, onderhoud of reparatie in dok brengen
    • De maatschappij laat het schip in Rotterdam dokken voor inspectie van de schroef. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord dokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.