onkosten
Nederlands
Woordafbreking
- on·kos·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kosten’ voor het eerst aangetroffen in 1374 [1]
- van Middelnederlands oncosten; op te vatten als afgeleid van kosten (zelfstandig naamwoord) met het voorvoegsel on- "kosten die je moet maken zonder dat daar rechtstreeks een extra opbrengst of besparing tegenover staat" [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | (onkost) | onkosten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
mv
- wat iets kost bij schade en verlies, bijkomende kosten, onnodige kosten
- De onkosten voor de advocaat werden door de staat betaald.
Gangbaarheid
- Het woord onkosten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onkosten' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.