distribueren
Nederlands
Woordafbreking
- dis·tri·bu·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verdelen’ voor het eerst aangetroffen in 1404 [1]
- afgeleid van het Franse distribuer of daarvoor van het Latijnse 'distribuere' (verdelen) (of 'tribuere' (toedelen, toekennen) met het voorvoegsel dis-) met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
distribueren |
distribueerde |
gedistribueerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
distribueren
- overgankelijk uitdelen, verspreiden, bezorgen, rondbrengen
- - Hij distribueerde de flyers in de stad.
- - PostNL distribueert veel pakketjes van webshops die zelf geen distributienetwerk hebben.
Gangbaarheid
- Het woord distribueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'distribueren' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.