dissonant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·so·nant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wanklank’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van sonant met het voorvoegsel dis- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dissonant dissonanten
verkleinwoord dissonantje dissonantjes

Zelfstandig naamwoord

dissonant m

  1. (muziek) een verzameling van niet-harmonierende klanken
    • De muziek was bij momenten pijnlijk dissonant en loeihard. 
  1. een valse noot
    • Het voorval bracht een dissonant in de algemene feestvreugde. 
Synoniemen
Vertalingen
stellend
onverbogen dissonant
verbogen dissonante
partitief dissonants

Bijvoeglijk naamwoord

dissonant

  1. wanluidend.
    • Dit laatste lied was meldenswaardig door zijn perfecte harmonie tussen de dissonante melodieën en het subtiel aanzwellende achtergrondkoor. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord dissonant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.