diefstal

Diefstal.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dief·stal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘daad van stelen’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
  • Van het Middelhoogduitse diepstâle.
enkelvoud meervoud
naamwoord diefstal diefstallen
verkleinwoord diefstalletje diefstalletjes

Zelfstandig naamwoord

diefstal m

  1. het zich onrechtmatig toe-eigenen van goederen of andere bezittingen die aan een ander toebehoren
    • Hij werd van diefstal beschuldigd. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • diefstalpreventiechip
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord diefstal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.