dictatuur
Nederlands
Woordafbreking
- dic·ta·tuur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘regering door dictator’ voor het eerst aangetroffen in 1850 [1]
- Via het Latijnse dictatura van dictare
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dictatuur | dictaturen |
verkleinwoord | dictatuurtje | dictatuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
dictatuur v
- (politiek) staatsvorm waarbij de macht vrijwel volledig in handen van één of enkele personen ligt
- “Dertien jaar na de invasie is Irak een verscheurd, verwoest en getraumatiseerd land. Van een snelle overgang van dictatuur naar democratie, zoals de Amerikaanse en Britse regering voorspelden, is niets terechtgekomen. In plaats daarvan is in Irak een meedogenloze machtsstrijd uitgebroken, die tot op de dag van vandaag voortduurt, en die heeft geleid tot opmars van de meest gevreesde terreurbeweging ter wereld: Islamitische Staat (IS).”[2]
- (figuurlijk) meedogenloze overheersing
- Brusselaars zijn de dictatuur van Koning Auto zat[3]
Synoniemen
- [1] alleenheerschappij, monarchie, totalitarisme
- [2] tyrannie
Vertalingen
1. staatsvorm waarbij de macht vrijwel volledig in handen van één of enkele personen ligt
Gangbaarheid
- Het woord dictatuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dictatuur' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "dictatuur" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- NRC Floortje Rawee 8 juli 2016
- NRC Tijn Sadée 27 juli 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.