dennenbos
Nederlands
Woordafbreking
- den·nen·bos
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van den zn en bos zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dennenbos | dennenbossen |
verkleinwoord | dennenbosje | dennenbosjes |
Zelfstandig naamwoord
dennenbos o [1]
- (biologie) een bos met dennen, een bos met naaldbomen
- Voor de ingang van het park stonden gendarmeriebusjes geparkeerd. In de zaterdagkrant was ook een luchtfoto afgedrukt van het Plateau de Millevaches. Daarop waren eindeloze dennenbossen te zien zonder ergens bebouwing of doorgaande wegen. [2]
- Stroken dennenbos werden afgewisseld met kale loofbomen en stukken grauw gras. Ik telde onderweg de vele roof vogels die op palen en hekken zaten. Het voorkwam dat ik aan de avond dacht. [3]
- Naast de kust blijven de Ardennen dé Belgische vakantieklassieker. Maar vergeet het beeld van die plek waar een kajaktochtje het enige alternatief is voor een wandeling door het beuken- of dennenbos. De Ardennen staan voor een grote omwenteling, met dank aan Marc Coucke. [4]
Gangbaarheid
- Het woord dennenbos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dennenbos' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Berg, Michael Een echte vrouw [2010] ISBN 978-90-443-2721-2 pagina 168
- Stralen, Auke van Tankstelle [2014] ISBN 978-90-468-1581-6 pagina 59
- de Standaard 06/juli/2017 door wle/pse
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.