demonteren
Nederlands
Woordafbreking
- de·mon·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘uit elkaar nemen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van het Franse démonter (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
demonteren |
demonteerde |
gedemonteerd |
zwak -d | volledig |
Synoniemen
- uit elkaar nemen, uiteennemen
Gangbaarheid
- Het woord demonteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'demonteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.