dageraad
Nederlands
Woordafbreking
- da·ge·raad
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘aanbreken van de dag’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- samenstelling van daag ww en raad met het invoegsel -e- ??
- samenstelling van dag en raad met het invoegsel -e- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dageraad | dageraden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
dageraad m
- het aanbreken van de nieuwe dag [3], de tijd net voor zonsopkomst
- De dageraad gloort.
Afgeleide begrippen
- dageraadsmis
Vertalingen
1. het aanbreken van de nieuwe dag, de tijd net voor zonopkomst
Gangbaarheid
- Het woord dageraad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dageraad' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.