aurora
Nederlands
Woordafbreking
- au·ro·ra
Woordherkomst en -opbouw
- [1] van Latijn aurora, in de betekenis van ‘dageraad’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1][2][3]
- [2] (verkorting) van aurora borealis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aurora | aurora's |
verkleinwoord | auroraatje | auroraatjes |
Gangbaarheid
- Het woord aurora staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aurora' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Verwijzingen
- aurora in: Diccionario de la lengua española op de website van de Real Academia Española
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.