contrabas
![](../I/m/Frank_Noya_1981.png)
Contrabas
Nederlands
Woordafbreking
- con·tra·bas
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘snaarinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
- samenstelling van contra en bas [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | contrabas | contrabassen |
verkleinwoord | contrabasje | contrabasjes |
Zelfstandig naamwoord
contrabas v/m
- (muziekinstrument) het laagstklinkende muziekinstrument van de strijkinstrumenten met een lagere toon dan de bas
Afgeleide begrippen
- bassist, contrabassist, bassolo, octobas
Verwante begrippen
- cello, jazzmuziek, pizzicato, strijkorkest, strijkstok, symfonieorkest, viool, altviool, viola d'amore, viola da gamba
Vertalingen
1. het laagstklinkende muziekinstrument van de strijkinstrumenten
|
Gangbaarheid
- Het woord contrabas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'contrabas' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.