conservatief

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  conservatief    (hulp, bestand)
  • IPA: /kɔnzɛrvaˈtif/, /kɔnsɛrvaˈtif/
Woordafbreking
  • con·ser·va·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘behoudend’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van conservatie (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -ief
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen conservatiefconservatieverconservatiefst
verbogen conservatieveconservatievereconservatiefste
partitief conservatiefsconservatievers-

Bijvoeglijk naamwoord

conservatief

  1. vasthoudend aan het oude en vertrouwde, het nieuwe wantrouwen
    • De keuze om gewoon met pen en papier de notulen vast te leggen was conservatief. 
    • Oudere mensen zijn vaker conservatief dan jongeren. 
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • conservatief-democratisch, conservatief-liberaal, conservatief-nationalistisch, conservatiefprotestants
Verwante begrippen
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord conservatief conservatieven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

conservatief m

  1. aanhanger van een conservatieve partij

Gangbaarheid

  • Het woord conservatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.