commissaris

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mis·sa·ris
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘gevolmachtigde’ voor het eerst aangetroffen in 1353 [1]
  • afgeleid van het Latijnse commissarius (met het voorvoegsel com- met het achtervoegsel -aris) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord commissaris commissarissen
verkleinwoord commissarisje commissarisjes

Zelfstandig naamwoord

commissaris m [3]

  1. (beroep) een persoon die zitting heeft in een commissie van toezicht b.v. iemand die namens de aandeelhouders belast is met het toezicht op en het adviseren van de directie van een onderneming
  1. een hoge rang in de Nederlandse en Belgische politie, politiecommissaris
    • - Colijn beaamt dat „de beroemde wijkagent vaak effectiever is dan een Predator Drone met een Hellfire raket”. Maar hij waarschuwt dat in Nederland de programma’s voor community policing door bezuinigingen flink zijn uitgehold. Hij sprak laatst een Haagse politiecommissaris, die voortdurend werd bestookt door islamitische migranten die hem vroegen om geld voor opleidingen. Alleen had de commissaris daar tot zijn spijt geen cent voor.[5] 
  1. (politiek) ~ van de Koning(in) de hoogste vertegenwoordiger van de Kroon in een Nederlandse provincie, voorzitter van de Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten
    • - De koning en zijn gezin arriveerden woensdag rond 11.00 uur in Zwolle voor de viering van Koningsdag. Ze werden ontvangen door de Zwolse burgemeester Meijer en de commissaris van de Koning in Overijssel, Ank Bijleveld-Schouten. Daarna volgden onder meer optredens, een wandeling door de stad en een boottocht.[6] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Gangbaarheid

  • Het woord commissaris staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.