chips
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: chips (hulp, bestand)
- IPA:
- [1]
- (Noord-Nederland): /tʃɪps/
- (Vlaanderen, Brabant): /ʃɪps/
- (Limburg): /ʃɪps/
- [2]
- (Noord-Nederland): /ʃɪps/
- (Vlaanderen, Brabant): /ʃɪps/
- (Limburg): /ʃips/
Woordafbreking
- chips
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gebakken aardappelschijfjes’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1]
[2] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | - | chips |
verkleinwoord | chipje | chipjes |
Zelfstandig naamwoord
chips mv
Hyponiemen
- tacochips, tortillachips
Vertalingen
2. dunne aardappelschijfjes, gebakken in vet of olie
Gangbaarheid
- Het woord chips staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'chips' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Tussenwerpsel
ships
- (jongerentaal) een uitroep van ergernis waarbij in plaats van shit dan chips gezegd wordt
- Ships! Ik heb een onvoldoende!
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.