chips

[2] Chips.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  chips    (hulp, bestand)
  • IPA:
  • [1]
    • (Noord-Nederland): /tʃɪps/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ʃɪps/
    • (Limburg): /ʃɪps/
  • [2]
    • (Noord-Nederland): /ʃɪps/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ʃɪps/
    • (Limburg): /ʃips/
Woordafbreking
  • chips
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gebakken aardappelschijfjes’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1]
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord - chips
verkleinwoord chipje chipjes

Zelfstandig naamwoord

chips mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord chip
  2. (voeding) dunne aardappelschijfjes, gebakken in vet of olie gebruikt als snack
Hyponiemen
  • tacochips, tortillachips
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord chips staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Tussenwerpsel

ships

  1. (jongerentaal) een uitroep van ergernis waarbij in plaats van shit dan chips gezegd wordt
    • Ships! Ik heb een onvoldoende! 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.