shit
Nederlands
Woordafbreking
- shit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘rotzooi, onzin, ook tussenwerpsel: uitroep van ergernis’ voor het eerst aangetroffen in 1964 [1]
- Leenwoord uit het Engels, op zijn beurt een leenvertaling uit het Duits.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | shit | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
shit m
- (vulgair) rommel, ellende, iets onaangenaams
- Wat voor shit is dat nou weer!
Tussenwerpsel
shit
- (vulgair) een uitroep van ergernis
- Shit! Ik heb een onvoldoende!
shit, shit, shit
- (vulgair) een uitroep van ergernis en frustratie als iets helemaal misgaat
- De ambtenarij wilde nog net niet bepalen welke plantjes we straks wel en welke plantjes we straks niet in de vensterbank mogen plaatsen. Kortom, shit, shit, shit! [2]
Opmerkingen
- Als "shit" wordt herhaald, wordt het als regel minstens drie keer achtereen uitgeroepen. Het komt voor dat "shit" nog vaker wordt herhaald.
Gangbaarheid
- Het woord shit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'shit' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "shit" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Dam, W. van Shit, shit, shit! (29 september 2016) op website Provinciale Zeeuwse Courant: pzc.nl; geraadpleegd 2016-11-12
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Zelfstandig naamwoord
shit m
- (spreektaal) hasj, stuff
- «Ici le premier bizness c’est le shit.»
- Hier is hasj de belangrijkste business. [1]
- «Ici le premier bizness c’est le shit.»
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.