chanson
Nederlands
Woordafbreking
- chan·son
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘liedje’ voor het eerst aangetroffen in 1751 [1]
- van het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chanson | chansons |
verkleinwoord | chansonnetje chansontje |
chansonnetjes chansontjes |
Zelfstandig naamwoord
chanson o
- lied waarin de (Franse) tekst centraal staat, luisterlied
- Het was Babbedde die met mijn advertentiebriefje aan kwam. Ik moest het ophangen in bibliotheken en vooral in conservatoria: `Allround pianist zoekt werk Kamermuziek, chansons, zangbegeleiding.' [3]
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord chanson staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'chanson' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Frans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.