categorie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·te·go·rie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onderdeel van classificatie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1665 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord categorie categorieën
verkleinwoord categorietje categorietjes

Zelfstandig naamwoord

categorie v

  1. onderdeel van een rangschikking, rang, groep
  2. (wikitaal) een pagina met een overzicht van artikelen en/of andere pagina's, waarbij de pagina automatisch door het systeem samengesteld wordt.
  3. (filosofie) een begrip dat verwijst naar de meest algemene kenmerken van het predicaat, de eigenschap van iets
  4. (wiskunde), (logica) een structuur uit een klasse van objecten en een klasse van bijhorende morfismen
Hyponiemen
  • belastingcategorie
  • beleggingscategorie
  • beroepscategorie
  • bevolkingscategorie
  • buitencategorie
  • consumentencategorie
  • denkcategorie
  • functiecategorie
  • gebruikerscategorie
  • gedragscategorie
  • hoofdcategorie
  • inkomenscategorie
  • kostencategorie
  • kwaliteitscategorie
  • leeftijdcategorie
  • leeftijdscategorie
  • lezerscategorie
  • middencategorie
  • milieucategorie
  • moedercategorie
  • personeelscategorie
  • prijscategorie
  • probleemcategorie
  • productcategorie
  • programmacategorie
  • restcategorie
  • risicocategorie
  • salariscategorie
  • spellingcategorie
  • spellingscategorie
  • subcategorie
  • tussencategorie
  • vermogenscategorie
  • voertuigcategorie
  • weergavecategorie
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • [3] categorisch imperatief
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord categorie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.