castraat
Nederlands
Woordafbreking
- cas·traat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘mannenstem die geen stemwisseling heeft ondergaan’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- afgeleid van castreren met het achtervoegsel -aat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | castraat | castraten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
castraat m
- gecastreerde man of dier.
- (muziek) mannelijke sopraan- of altzanger, die als gevolg van een jeugdige castratie, de jongensstem heeft behouden.
- In de zeventiende eeuw zongen castraten in de Sixtijnse kapel de sopraanstemmen.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord castraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'castraat' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.