carburator
![](../I/m/Carburateur_NL.jpg)
Een carburator
Nederlands
Woordafbreking
- car·bu·ra·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vergasser’ voor het eerst aangetroffen in 1911 [1]
- Naamwoord van handeling van carbureren met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | carburator | carburatoren, carburators |
verkleinwoord | carburatortje | carburatortjes |
Zelfstandig naamwoord
carburator m
- (motortechniek) onderdeel dat vloeibare brandstof (bv. benzine) in fijn verdeelde toestand vermengt met lucht
- De carburator moet schoon en juist afgesteld zijn.
Meroniemen
- chokeklep, gasklep, venturibuis, vlotterkamer, vlotter, vlotterklep, vlotternaald, sproeier, gasklep
Vertalingen
1. toestel dat vloeibare brandstof (bv. benzine) in fijn verdeelde toestand vermengt met lucht
Gangbaarheid
- Het woord carburator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'carburator' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.