caravan

Nederlands

caravan
Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·ra·van
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kampeerwagen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1940 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord caravan caravans
verkleinwoord caravannetje caravannetjes

Zelfstandig naamwoord

caravan m

  1. kampeerwagen, woonwagen, aanhangwagen die kan dienen als woonst
    • - Door de windhoos raakten tien caravans te water. 
    • - Er kan nog even geen caravan achter de hybride crossover Kia Niro maar verder zal de 60-plusser er blij mee zijn, [2] 
Synoniemen
Hyponiemen
  • ecocaravan, stacaravan, sekscaravan, stemcaravan, toercaravan, vouwcaravan, zuipcaravan, biechtcaravan, bordeelcaravan, zigeunercaravan
Afgeleide begrippen
  • caravanner, caravanterrein, caravanstalling
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord caravan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.