buzz

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buzz
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord buzz
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

buzz m

  1. de (overmatige) aandacht voor iets
    • Mattel brengt een Barbiepop uit die op haar lijkt, kledingketens zetten haar hoofd op T-shirts, San Francisco vernoemde net nog een straat naar haar en een nakende tentoonstelling in Londen over haar persoonlijke spullen creëert heel wat buzz. Frida Kahlo mag dan al meer dan zestig jaar dood zijn, haar erfenis blijkt nog springlevend.[1] 
    • Een man met een zware handicap die trots is op zijn piemel. Een vrouw van middelbare leeftijd die niet kan tegen aanrakingen. Een sm-club waarin lust met luster wordt verward. ‘Touch me not’ is een film die de grenzen opzoekt van lichamen en seks, maar ook van de gevoeligheden van de kijker. Het was zeker niet de meest geliefde film op het festival en er hing nauwelijks buzz rond.[2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • buzzwoord, buzzcampagne, buzzmarketing, buzzword
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord buzz staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

buzz m

  1. (spreektaal) kick, opwinding, buzz
  1. «La nouvelle campagne de Nike a causé un buzz planétaire!»
    De nieuwe campagne van Nike heeft in de hele wereld voor opwinding gezorgd! [1]

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.