breker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bre·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van breken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord breker brekers
verkleinwoord brekertje brekertjes

Zelfstandig naamwoord

breker m

  1. een persoon die iets breekt
    • "De breker betaalt" was de conclusie van de kabinetscrisis van '89. 
  1. een golf in de branding waarvan de top over de basis heenvalt
    • De storm van de vorige dag verzoorzaakte prachtige brekers aan het strand. 
  1. een apparaat waarmee grote brokken vaste stof in kleinere stukken gebroken worden
    • Deze mobiele breker vindt gretig aftrek. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • brekerpunt

Gangbaarheid

  • Het woord breker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.