breker
Nederlands
Woordafbreking
- bre·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | breker | brekers |
verkleinwoord | brekertje | brekertjes |
Zelfstandig naamwoord
breker m
- een persoon die iets breekt
- "De breker betaalt" was de conclusie van de kabinetscrisis van '89.
- een golf in de branding waarvan de top over de basis heenvalt
- De storm van de vorige dag verzoorzaakte prachtige brekers aan het strand.
- een apparaat waarmee grote brokken vaste stof in kleinere stukken gebroken worden
- Deze mobiele breker vindt gretig aftrek.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- brekerpunt
Gangbaarheid
- Het woord breker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'breker' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.