baanbreker
Nederlands
Woordafbreking
- baan·bre·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wegbereider’ voor het eerst aangetroffen in 1858 [1]
- samenstelling van baan ww en breker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | baanbreker | baanbrekers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
baanbreker m
- (figuurlijk) iemand die nieuwe wegen en terreinen voor de maatschappelijke ontwikkeling, van kennis enz. ontsluit
- (militair) geniesoldaat
- iemand die probeert te overleven in tot nu toe niet geëxploreerde gebieden
Vertalingen
1. figuurlijk, iemand die nieuwe wegen...
|
2. geniesoldaat
|
Gangbaarheid
- Het woord baanbreker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'baanbreker' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.