brandweervrouw

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·weer·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandweervrouw brandweervrouwen
verkleinwoord brandweervrouwtje brandweervrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

brandweervrouw v

  1. (beroep) een vrouwelijke brandweerman (dus niet de vrouw van een brandweerman)
    • Ik vertrok woensdagochtend vroeg en was blij dat de Poolse brandweervrouw Barbara zichzelf voor die dag had benoemd tot taxibedrijf. Ze haalde iedereen op van het vliegveld en bracht ons rechtstreeks naar het hotel waar we zouden verblijven. [1] 

Gangbaarheid

  • Het woord brandweervrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.