bouwdoos
Nederlands
Woordafbreking
- bouw·doos
Woordherkomst en -opbouw
- [1], [2] samenstelling van bouw ww en doos zn [1]
- [3] eveneens samenstelling van bouw ww en doos (scheldwoord voor vrouw)
- [4] verbastering van Engels barn doors
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwdoos | bouwdozen |
verkleinwoord | bouwdoosje | bouwdoosjes |
Zelfstandig naamwoord
bouwdoos m/v
- (speelgoed) verpakking met onderdelen waarmee gebouwen en andere constructies in het klein kunnen worden nagebouwd
- verpakking met onderdelen om zelf een bepaald apparaat te bouwen
- (scheldwoord) voor transseksueel, iemand de een geslachtsoperatie ook lichamelijk vrouw is geworden
- (filmkunst) stel schermen dat er voor zorgt dat het licht van een studiolamp alleen op een bepaald deel van de set valt
- 1. verpakking met onderdelen waarmee gebouwen en andere constructies in het klein kunnen worden nagebouwd
- 2. samen verpakte onderdelen om zelf een bepaald apparaat te bouwen (hier: 'Raspberry Pi 3' computer
) - 4. stel schermen dat er voor zorgt dat het licht van een studiolamp alleen op een bepaald deel van de set valt
Synoniemen
- [2] bouwpakket
Gangbaarheid
- Het woord bouwdoos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bouwdoos' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.