bouillon
Nederlands
Woordafbreking
- bouil·lon
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vleesnat’ voor het eerst aangetroffen in 1731 [1]
- van het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouillon | bouillons |
verkleinwoord | bouillonnetje | bouillonnetjes |
Zelfstandig naamwoord
bouillon m [3]
- (kookkunst) (voeding) een aftreksel van magere vleesresten, beenderen of vis dat vaak de basis van een soep is
- Drink je je bouillon nog op?
Verwante begrippen
- consomé, consommé, vleesnat
Hyponiemen
- court-bouillon, drinkbouillon, graanbouillon, groentebouillon, kalfsbouillon, kippenbouillon, runderbouillon, visbouillon, vleesbouillon
Vertalingen
1. een aftreksel van magere vleesresten, beenderen of vis
Gangbaarheid
- Het woord bouillon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bouillon' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
Frans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.