bouillon

Nederlands

bouillonblokjes waar men na toevoeging van water bouillon kan maken
Uitspraak
Woordafbreking
  • bouil·lon
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vleesnat’ voor het eerst aangetroffen in 1731 [1]
  • van het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bouillon bouillons
verkleinwoord bouillonnetje bouillonnetjes

Zelfstandig naamwoord

bouillon m [3]

  1. (kookkunst) (voeding) een aftreksel van magere vleesresten, beenderen of vis dat vaak de basis van een soep is
    • Drink je je bouillon nog op? 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • court-bouillon, drinkbouillon, graanbouillon, groentebouillon, kalfsbouillon, kippenbouillon, runderbouillon, visbouillon, vleesbouillon
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bouillon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • bouil·lon
Naar frequentie 112624

Zelfstandig naamwoord

bouillon, g

  1. bouillon


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bouillon     le bouillon     bouillons     les bouillons  

Zelfstandig naamwoord

bouillon m

  1. bouillon
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.