boud

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boud
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stoutmoedig’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen boudbouderboudst
verbogen boudeboudereboudste
partitief boudsbouders-

Bijvoeglijk naamwoord

boud

  1. iets dat al te zeer zonder angst voor gevaar gedaan wordt
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord boud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
63 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.