boterkoek
Nederlands
Woordafbreking
- bo·ter·koek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boter en koek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boterkoek | boterkoeken |
verkleinwoord | boterkoekje | boterkoekjes |
Zelfstandig naamwoord
boterkoek m
- een koek, traditioneel bereid met roomboter, die gevuld wordt met amandelspijs
- Hij eet graag boterkoeken.
Afgeleide begrippen
- boterkoekjood, boterkoekvorm
Vertalingen
een koek, traditioneel bereid met roomboter, die gevuld wordt met amandelspijs
Gangbaarheid
- Het woord boterkoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'boterkoek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.