boomgrens
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boomgrens (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈbom.χrɛns/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbom.ɣrɛns/
Woordafbreking
- boom·grens
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boom en grens
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boomgrens | boomgrenzen |
verkleinwoord | boomgrensje | boomgrensjes |
Zelfstandig naamwoord
boomgrens v/m
- een grens waarboven geen bomen meer groeien
- Zij was nu zo hoog gekomen dat ze onbeschut in de wind stond, ver boven de boomgrens.
Vertalingen
1. een grens waarboven geen bomen meer groeien
Gangbaarheid
- Het woord boomgrens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'boomgrens' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.