bonbon

Nederlands

bonbon
Uitspraak
Woordafbreking
  • bon·bon
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘snoepgoed’ voor het eerst aangetroffen in 1785 [1]
  • Het is een verdubbeling van het Franse woord bon, wat 'goed' betekent.
enkelvoud meervoud
naamwoord bonbon bonbons
verkleinwoord bonbonnetje bonbonnetjes

Zelfstandig naamwoord

bonbon m

  1. een lekkernij bestaande uit een omhulsel van chocolade en een vulling van room, likeur, crème of iets dergelijks
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bonbon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.