bobslee

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bob·slee
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘soort slee’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • samenstelling van  bob   en  slee   [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bobslee bobsleeën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bobslee v / m [3]

  1. (sport) bestuurbare slee met twee stellen glijijzers
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bobsleeën

bobslee

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bobsleeën
    • Ik bobslee. 
  2. gebiedende wijs van bobsleeën
    • Bobslee! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bobsleeën
    • Bobslee je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bobslee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.