blinde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blin·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blinde blinden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

blinde v / m

  1. iemand die niet kan zien
    • - „Maar ik vroeg me af: wat missen blinden nog?”, zegt Dylan Verburg, student aan de Universiteit Twente. Daarom interviewde Dylan een blinde persoon en deed hij een kleine enquête onder blinden. De uitkomst: blinden willen heel graag de gezichtsuitdrukking ‘zien’ van de persoon met wie ze praten.[3] 
  1. vensterluik, blind
    • Voor de nacht moesten we eerste de blinden sluiten. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

blinde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van blind

Gangbaarheid

  • Het woord blinde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
blindar

blinde

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blindar
  1. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blindar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blindar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.