blinde
Nederlands
Woordafbreking
- blin·de
Zelfstandig naamwoord
blinde v / m
- iemand die niet kan zien
- - De blinde had een blindengeleidehond nodig om naar zijn werk te kunnen gaan.
- - „Maar ik vroeg me af: wat missen blinden nog?”, zegt Dylan Verburg, student aan de Universiteit Twente. Daarom interviewde Dylan een blinde persoon en deed hij een kleine enquête onder blinden. De uitkomst: blinden willen heel graag de gezichtsuitdrukking ‘zien’ van de persoon met wie ze praten.[3]
- vensterluik, blind
- Voor de nacht moesten we eerste de blinden sluiten.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- blindedarm, blindenbibliotheek, blindengeleidehond, blindengeleider, blindenschrift, blindenstok, blinder, geblind
Gangbaarheid
- Het woord blinde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blinde' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- blinde op website: Etymologiebank.nl
- blinde op website: Etymologiebank.nl
- Karel Berkhout NRC 20 februari 2016
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
blindar |
blinde
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blindar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blindar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van blindar
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.