ziende

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ziende    (hulp, bestand)
  • IPA: /zində/
Woordafbreking
  • zien·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziende zienden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ziende v/m [1]

  1. iemand die ziet of kan zien
Antoniemen

Bijvoeglijk naamwoord

ziende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ziend

Deelwoord

ziende

  1. verbogen vorm van het onvoltooid deelwoord ziend van zien
Uitdrukkingen en gezegden
  • Ziende blind zijn
bijvoorbeeld iemand wel kennen maar toch niet de verkeerde eigenschappen zien

Gangbaarheid

  • Het woord ziende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.