blazer
Nederlands
Uitspraak
- [1,2,3]Geluid: blazer (hulp, bestand)
- [4]Geluid: blazer (hulp, bestand)
- IPA:
- [1,2,3] / ˈblazər /
- [4] / ˈblezər /
Woordafbreking
- bla·zer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘jasje’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
- [1,2,3] afgeleid van de werkwoordstam van blazen met het achtervoegsel -er
- [4] van Engels blazer [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blazer | blazers |
verkleinwoord | blazertje | blazertjes |
Zelfstandig naamwoord
blazer m
- iemand die blaast
- (muziek) iemand die een blaasinstrument bespeelt
- De blazers waren niet goed op dreef.
- (beroep) iemand die glaswerk blaast
- (scheepvaart) een historisch houten zeilschip voor vracht en visserij met één of twee masten, verwant aan de botter
- De gerestaureerde blazer "De Poolster" (TX33) is het enig overgebleven exemplaar.
- (kleding) een sportief, vaak donkerblauw, jasje met goudkleurige knopen
Hyponiemen
|
Gangbaarheid
- Het woord blazer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blazer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.