blaf

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blaf
enkelvoud meervoud
naamwoord blaf -
verkleinwoord blafje blafjes

Zelfstandig naamwoord

blaf m

  1. het geluid van een hond
    • Onze hond heeft een zware blaf, maar gelukkig is hij erg rustig. 
Vertalingen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

stellend
onverbogen blaf
verbogen blaffe

Bijvoeglijk naamwoord

blaf

  1. (verouderd) (17e eeuw) vlak, plat

Werkwoord

vervoeging van
blaffen

blaf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blaffen
    • Ik blaf. 
  2. gebiedende wijs van blaffen
    • Blaf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van blaffen
    • Blaf je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.