bijgeloof
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bijgeloof (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈbɛɪ̯.χə.ˌlof/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbɛː.ɣə.ˌlof/
- (Limburg): /ˈbɛɪ̯.ɣə.ˌlof/
Woordafbreking
- bij·ge·loof
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘superstitie’ voor het eerst aangetroffen in 1595 [1]
- samenstelling van bij en geloof [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijgeloof | bijgeloven |
verkleinwoord | bijgeloofje | bijgeloofjes |
Zelfstandig naamwoord
bijgeloof o
- een geloof in iets extra's en onnatuurlijks
- Hij wist heus wel dat hij vooral uit een soort bijgeloof de komende wapenstilstand niet serieus wilde nemen: hoe meer je hoopt op vrede, hoe minder geloof je eraan hecht als die wordt aangekondigd, om zo het noodlot te bezweren. [3]
- Bijgeloof is een denigrerend bedoelde benaming gegeven door dominante religies (katholicisme, protestantisme, jodendom, hindoeïsme, de islam) aan magisch-religieuze overtuigingen, praktijken en rituelen van andere groeperingen.
Hyponiemen
- volksbijgeloof
Vertalingen
1. een geloof in iets extra's en onnatuurlijks
|
Gangbaarheid
- Het woord bijgeloof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bijgeloof' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "bijgeloof" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- bijgeloof op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 11
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.