bezoeken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bezoeken    (hulp, bestand)
  • IPA: /bəˈzukə(n)/
Woordafbreking
  • be·zoe·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezoeken
bezocht
bezocht
zwak -cht volledig

Werkwoord

bezoeken

  1. overgankelijk bij iets ofiemand langsgaan of langskomen
    • De jongens wilden hun oma bezoeken. 
  1. overgankelijk, (verouderd) iemand kwellen
    • Hij werd bezocht door zware hoofdpijnen. 
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

bezoeken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bezoek

Gangbaarheid

  • Het woord bezoeken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.