tentoonstelling
Nederlands
Woordafbreking
- ten·toon·stel·ling
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘uitstalling’ voor het eerst aangetroffen in 1807 [1]
- Naamwoord van handeling van tentoonstellen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tentoonstelling | tentoonstellingen |
verkleinwoord | tentoonstellinkje | tentoonstellinkjes |
Zelfstandig naamwoord
tentoonstelling v
- een uitstalling van voorwerpen om door het grote publiek bekeken te worden
- Vanaf deze week is er een tentoonstelling over de geschiedenis van Nederland, met allerlei archeologische vondsten.
- het tentoonstellen
Hyponiemen
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
- tentoonstellingsbezoeker, tentoonstellingscatalogus, tentoonstellingsgebouw, tentoonstellingsinstituut, tentoonstellingspaviljoen, tentoonstellingsruimte, tentoonstellingsseizoen, tentoonstellingsterrein, tentoonstellingszaal
Vertalingen
1. een uitstalling van voorwerpen om door het grote publiek bekeken te worden
|
|
Gangbaarheid
- Het woord tentoonstelling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tentoonstelling' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.