besøge

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / beˈsøˀjə /
Woordafbreking
  • be·sø·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Nederduitse werkwoord "besoken" (= opzoeken)
  • Afleiding van het Deense werkwoord søge met het voorvoegsel be-
Naar frequentie 1520
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
besøge
besøger
besøgte
besøgt
volledig

Werkwoord

besøge

  1. bezoeken
  1. «De besøges af en repræsentant fra arbejdsformidlingen mindst en gang i kvartalet.»
    Ze worden bezocht door een vertegenwoordiger van de Diensten voor arbeidsvoorziening ten minste eenmaal per kwartaal.
  2. aanwippen, binnenwippen, langsgaan, langskomen, langslopen
  3. bijwonen (b.v. een vergadering)
Synoniemen
  • [3]: overvære
Hyperoniemen
  • [1-3]: oppholde sig
Afgeleide begrippen
  • [3]: velbesøgt
Typische woordcombinaties
  • [1-2]: besøge sin familie
zijn familie bezoeken
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.