bezigheid
Nederlands
Woordafbreking
- be·zig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezigheid | bezigheden |
verkleinwoord | bezigheidje | bezigheidjes |
Zelfstandig naamwoord
bezigheid v
- iets waarmee men bezig is
- De dokter stopte met zijn bezigheden toen hij plotseling het alarm hoorde afgaan.
Vertalingen
1. iets waarmee men bezig is
Gangbaarheid
- Het woord bezigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bezigheid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.