beweging

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beweging    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /bə.ˈʋe.χɪŋ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈβ̞e.ɣɪŋ/
    • (Limburg): /bə.ˈwe.ɣɪŋ(g)/
Woordafbreking
  • be·we·ging
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘groep, partij’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • Naamwoord van handeling van bewegen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord beweging bewegingen
verkleinwoord beweginkje beweginkjes

Zelfstandig naamwoord

beweging v

  1. in de staat verkeren waarin de locatie steeds verandert
    • Na de tussenstop kwam de trein weer in beweging. 
  1. van plaats/positie veranderen
    • De beweging van voorwerpen wordt beschreven door de wetten van Newton. 
    • Zijn bewegingen zijn resoluut, zijn kin is hoog geheven. Wat Albert vooral ziet, is de heldere en directe blik van de luitenant. Een en al vastberadenheid. Opeens wordt hem alles duidelijk, alles [2] 
  1. een organisatie
    • Hij had zich aangesloten bij een politieke beweging. 
  1. uit eigen beweging: zonder aansporing of druk van anderen
    • De student had alle opgaven uit eigen beweging gemaakt. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beweging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

beweging

  1. beweging
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.