beteuterd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·teu·terd
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onthutst’ voor het eerst aangetroffen in 1616 [1]
  • Mogelijk van betoteren, "met een toeter blazen" [2]
stellend
onverbogen beteuterd
verbogen beteuterde

Bijvoeglijk naamwoord

beteuterd

  1. in de war, van zijn stuk gebracht
    • Hij stond beteuterd te kijken. 
  1. teleurgesteld
    • Jan keek een beetje beteuterd toen hij geen cadeautje kreeg. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beteuterd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.