toeter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toeter    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtutər/
Woordafbreking
  • toe·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoorn’ voor het eerst aangetroffen in 1664 [1]
  • Naamwoord van handeling van toeten met het achtervoegsel -er [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord toeter toeters
verkleinwoord toetertje toetertjes

Zelfstandig naamwoord

toeter m [4]

  1. (muziekinstrument) trechtervormig instrument waardoor lucht wordt geblazen om geluid te maken
  2. claxon
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
stellend
onverbogen toeter
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord toeter [5]

  1. (informeel) stomdronken
Afgeleide begrippen
  • toeterzat

Werkwoord

vervoeging van
toeteren

toeter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toeteren
    • Ik toeter. 
  2. gebiedende wijs van toeteren
    • Toeter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toeteren
    • Toeter je? 

Gangbaarheid

  • Het woord toeter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.