beslag

beslag [2]
beslag [3]

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·slag
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘meel met water aangelengd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord beslag beslagen
verkleinwoord beslagje beslagjes

Zelfstandig naamwoord

beslag o

  1. (juridisch) beslaglegging, inname van goederen van rechtswege, confiscatie
    • De televisie wordt in beslag genomen. 
  1. (kookkunst) vloeibaar deeg (mengsel van een vaste stof, zoals meel of kalk, met een vloeistof)
    • Oma heeft weer beslag gemaakt voor oliebollen. 
  1. (bouwkunde) kleine metalen elementen zoals krukken, knoppen, schilden, rozetten, sleutelgatplaatjes op deur of raam (Hang-en-sluitwerk)
    • Het beslag werd als een stelpost in de begroting opgenomen. 
  1. iets krijgt zijn beslag: iets wordt officieel
    • In de loop van de week kreeg het nieuwe verdrag zijn beslag 
  1. door iets of iemand in beslag genomen worden: heel druk bezig zijn met iets waardoor je nergens anders tijd voor hebt
    • Hij werd zo door zijn werk in beslag genomen dat hij geen tijd meer had voor zijn vrouw. 
  1. ruimte of tijd in beslag nemen: iets kost tijd of ruimte
    • Deze ruimte is vanmiddag in beslag genomen door de vergadering. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • beslagkom, [1] beslaglegging, beslagmaker, beslagname, beslagplank, beslagrechter, beslagruimte
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: beslag leggen op iets
iets confisqueren
  • [3]: zijn beslag krijgen
gerealiseerd worden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beslag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.