beschikking
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beschikking (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /bə.ˈsχɪ.kɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈsxɪ.kɪŋ/
- (Limburg): /bə.ˈsxɪ.kɪŋ/
Woordafbreking
- be·schik·king
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van beschikken met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beschikking | beschikkingen |
verkleinwoord | beschikkinkje | beschikkinkjes |
Zelfstandig naamwoord
beschikking v
- de macht om over iets te beschikken
- Ik stel je dit vanaf nu ter beschikking.
- (juridisch) een besluit dat iets wettelijk of juridisch regelt
- Dit wordt gedaan bij ministeriële beschikking.
Hyponiemen
- gedoogbeschikking, lotsbeschikking, prijsbeschikking, prijzenbeschikking, strafbeschikking, weigeringsbeschikking, wilsbeschikking, zelfbeschikking
Gangbaarheid
- Het woord beschikking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beschikking' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.