berokkenen
Nederlands
Woordafbreking
- be·rok·ke·nen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘veroorzaken’ voor het eerst aangetroffen in 1595 [1]
- afgeleid van het Middelnederlandse rokken met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
berokkenen |
berokkende |
berokkend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
berokkenen
- overgankelijk de oorzaak zijn van iets, iemand iets aandoen
- Een atoombom kan erg veel schade berokkenen.
Vertalingen
1. de oorzaak zijn van
Gangbaarheid
- Het woord berokkenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'berokkenen' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.